de passé composé van être en avoir (Apprendre 3)

Met welk werkwoord vervoeg je avoir in de passé composé?
1. heb je daar een werkwoord voor nodig dan?
2. met avoir, want in het Nederlands zeg je ook: ik heb gehad.
3. met être, want de Fransen doen het niet zoals in het Nederlands.
Met welk werkwoord vervoeg je être in de passé composé?
1. Daar heb je toch geen extra werkwoord voor nodig?
2. met avoir, want de Fransen doen het niet zoals in het Nederlands.
3. met être, want in het Nederlands zeg je ook: ik ben geweest.
Wat is het voltooid deelwoord van être?
1. eu
2. avé
3. êtré
4. été
Hoe noem je het werkwoord dat je nodig hebt om être of avoir in de passé composé te vervoegen?
1. een vervoegend werkwoord
2. avoir
3. een hulpwerkwoord
Als je een zin in de passé composé ontkennend wilt maken, waar moeten 'ne' en 'pas' dan komen te staan?
1. 'ne' voor het voltooid deelwoord en 'pas' er achter.
2. maakt dat uit dan?
3. achteraan de zin natuurlijk!
4. 'ne' voor het hulpwerkwoord en 'pas' achter het voltooid deelwoord.
5. 'ne' voor het hulpwerkwoord en 'pas' er achter.
Wat is het voltooid deelwoord van avoir?
1. été
2. eu
3. avé
4. êtré
être en avoir hebben een onregelmatig voltooid deelwoord. Hoe leer je dat?
1. Door het regeltje voor onregelmatige werkwoorden te leren.
2. Door het uit je hoofd te leren.