Flash cards Apprendre 1

Klik op Volgende / Omdraaien voor een nieuw woord, of om te kijken of je de vertaling kent. Als je een woord kent kun je op Verwijder klikken om hem uit de stapel te halen.
s'entraînertrainen
marquer un but / un pointeen (doel)punt maken
la préparationde voorbereiding
l'exercice (m)de oefening
l'épreuve (v)1. de proef, 2. de wedstrijd
le survêtementhet trainingspak
l'entraîneur (m)de trainer
la manchede set
la compétitionde competitie
le coup d'envoide aftrap
la médaillede medaille
la mi-tempsde wedstrijdhelft
la joiede vreugde
la coupede beker
battreverslaan
l'adversaire (m)de tegenstander
l'arbitre (m)de scheidsrechter
la déceptionde teleurstelling
la blessurede blessure, de verwonding