Flash cards Apprendre 1

Klik op Volgende / Omdraaien voor een nieuw woord, of om te kijken of je de vertaling kent. Als je een woord kent kun je op Verwijder klikken om hem uit de stapel te halen.
le métrode metro
le busde bus
l'avion (m)het vliegtuig
le bateaude boot
la garehet station
le vélode fiets
le scooterde scooter
la voiturede auto
la station de métrohet metrostation
l'arrêt (m)de halte
l'aéroport (m)het vliegveld
monterinstappen
changer1. overstappen, 2. veranderen
descendre1. uitstappen, 2. naar beneden gaan
prendre l'avionhet vliegtuig nemen, vliegen
aller à piedlopen
faire du vélofietsen
roulerrijden
conduire1. besturen/rijden, 2. brengen
tomber en pannepech krijgen
traverseroversteken, doorlopen