Deze vorm gebruik je om te vertellen:
- wat er in de toekomst zal gebeuren.
- hoe het in het verleden was
- wat er in het verleden is gebeurd
- wat er vandaag gebeurt
Om de futur te maken, begin je met:
- de nous-vorm van de présent en daar haal je -ons af.
- de nous-vorm van de passé composé en laat je avoir weg.
- het hele werkwoord.
- de stam van het werkwoord.
Welke uitgang gebruik je bij de personen je en tu?
- ai en as
- ais en ait
- a en as
Welke uitgang heb je nodig voor de personen il, elle en on?
Welke uitgang hoort bij nous?
- ai
- as
- ons
- ez
- ont
Welke uitgang staat er altijd bij vous?
- ai
- a
- ons
- ez
- ont
Aan welke uitgang kun je zien dat je ils of elles bedoelt?
Hoe maak je de futur van werkwoorden op -re?
- je neemt het hele werkwoord, daar haal je de -e vanaf en dan plak je de uitgang er achter.
- je neemt het hele werkwoord en dan plak je de uitgang er achter. Net als alle andere werkwoorden.
- die zijn altijd onregelmatig.