andere persoonlijke voornaamwoorden (Apprendre 3)
Wat betekent het persoonlijk voornaamwoord lui?
Je gebruikt het persoonlijk voornaamwoord lui voor:
- een ding of persoon, als het lijdend voorwerp is in de zin.
- een persoon, als die persoon meewerkend voorwerp is in de zin.
- een ding of persoon, als het meewerkend voorwerp is in de zin.
- een persoon, als die persoon lijdend voorwerp is in de zin.
Hoe weet je dat je hem / haar moet vertalen met lui?
- als je er in de Nederlandse zin: 'aan', 'naar' of 'met' voor kunt zetten.
- als je het weg kunt laten uit de Nederlandse zin.
- als hem / haar lijdend voorwerp is.
Op welke plaats in de zin horen de persoonlijk voornaamwoorden me, te, lui, elle, nous, vous en leur ?
In welke ontkennende zin staan alle woorden op de goede volgorde?
- Je ne lui dis pas la vérité.
- Je ne pas lui dis la vérité.
- Je lui ne dis pas la vérité.
- Je ne lui pas dis la vérité.
Waarom moet je bij het werkwoord téléphoner opletten?
- je moet helemaal niet opletten bij téléphoner.
- omdat daar in het Frans een meewerkend voorwerp bij hoort.
- omdat dat een onregelmatig werkwoord is.
Als je mij, jou, ons of jullie wilt vertalen:
- maakt het niets uit of het lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp is in de zin.
- moet je eerst kijken of het lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp is in de zin.
- hangt het van de zin af wat je moet doen.
Wil ik hem, haar of ze vertalen, dan:
- kijk ik goed of het lijdend of meewerkend voorwerp is; voor meewerkend voorwerp gebruik je le, la of les.
- kijk ik goed of het lijdend of meewerkend voorwerp is; voor meewerkend voorwerp gebruik je lui of leur.
- maakt het niet uit wat ik doe, want de vormen zijn hetzelfde.