<=
Index
=>
Flash cards 10b: spreken nl-fr
Klik op Volgende / Omdraaien voor een nieuw woord, of om te kijken of je de vertaling kent. Als je een woord kent kun je op Verwijder klikken om hem uit de stapel te halen.
Volgende / Omdraaien
Verwijder
gezicht figure (v) keel gorge (v) nagel ongle (m) tand dent (v) vinger doigt (m) voorhoofd front (m) hart coeur (m) verdriet chagrin (m) wezen être (m) woede colère (v) mededogen pitié (v) schaamte honte (v) talloos innombrable dik épais meenemen emporter raden deviner tegenhouden empêcher middel moyen (m) vaak fréquemment verrassing surprise (v) eronder dessous erop dessus hoek angle (m) oppervlakte surface (v) struik arbuste (m) boer paysan (m) boerderij ferme (v) weide pré (m) kalf(svlees) veau (m) koe vache (v) varken, zwijn cochon (m) kip poule (v) eind extrémité (v) lengte longueur (v) vrijstaand huis pavillon (m) pad sentier (m) prachtig splendide zich redden se débrouiller bliksemflits éclair (m) roos rose (v) spar sapin (m) blad feuille (v) knop, knoop bouton (m) tak branche (v) doen denken aan évoquer donder tonnerre (m) haag haie (v) hagel grêle (v) tocht courant d'air (m) heelal univers (m) vlieg mouche (v) vogel oiseau (m) wolf loup (m) ster étoile (v) storm tempête (v) straal rayon (m) bewijzen prouver minachting mépris (m) nuttig utile haven port (m) dankzij grâce à in de rij en ligne mars marche (v) verveling ennui (m) kerst Noël (m)
<=
Index
=>